Umar Rashid (Frohawk Two Feathers)

 

Paintings
15-05-2022 - 18-06-2022
Opening: 15 May between 16:00 and 19:00
Rotterdam, both rooms

De derde tentoonstelling (van de in totaal 6 presentaties) van ‘Ancien Regime Change’ richt zich op de revolutionaire strijd van de Nederlandse koloniën aan het einde van de dominantie van de handelsmaatschappijen, V.O.C. (Vereenigde Oostindische Compagnie) en G.W.C (Geoctroyeerde West-Indische Compagnie) respectievelijk in 1602 en 1621.

De ‘mannen’ waarnaar in de titel wordt verwezen, zijn niemand minder dan Johan van Oldenbarnevelt en William Usselincx, die verantwoordelijk waren voor de oprichting van respectievelijk de V.O.C en de G.W.C.
Met behulp van scène schilderijen, portretten en vlaggen weef ik de koloniale wandtapijten van het noordelijk en zuidelijk, oostelijk en westelijk halfrond met Nederlandse invloed tot mijn grotere subverhaal van de laat 18e-eeuwse populaire revolutionaire bewegingen. Werkend vanuit het idee dat revolutionaire bewegingen vaak falen in hun doelstellingen in het aangezicht van een rijk, zoek ik de antwoorden op het waarom en hoe.
Het narratieve ‘web’ begint klein en wordt groter met elke volgende vertelling en met dit derde deel ben ik in het midden beland. Gezien onze huidige reacties op het kapitalisme, pro of contra, wilde ik de letterlijke ‘gouden eeuw’ van de handelsmaatschappijen opnieuw bezoeken van waaruit ons huidige kapitalistische model voortkomt. Hoewel er vanaf het begin van de 17e eeuw verschillende staats- en particuliere ondernemingen bestonden, waren de Nederlandse handelsondernemingen pioniers in het veld en wisten ze hun Europese rivalen te overtreffen, tot hun scherpe achteruitgang ten overstaan van de Britse zeemacht.
 
Het Nederlandse koloniale handelsrijk bloeide echter niet zonder weerstand. Bij iedere wending kwamen verschillende staatsrechtelijke groepen in opstand om hun overheersing uit te dagen. Sommige waren succesvol en andere niet. Toch blijft de schaduw van koloniale overheersing tot op de dag van vandaag stevig op zijn plaats, in ongeveer dezelfde geografische gebieden met een paar extra, voor de goede orde. De vraag is nogmaals, waarom? Ondanks de onvermoeibare opstanden, de grote schokgolf van de Franse revolutie, de omwenteling van de twee wereldoorlogen en het einde van de directe koloniale interventie en onafhankelijkheid of beter gezegd onderlinge afhankelijkheidsbewegingen van de jaren zestig.Hoe heeft dit archaïsche apparaat hun macht en rijkdom behouden? Ik heb drie factoren afgeleid die de oorzaak kunnen zijn van dit fenomeen.

De eerste is focussen. Het belangrijkste doel van handelen is simpelweg handelen. De moraliteit van deze handel wordt niet besproken boven de winstmarge en dus is het doel vrij duidelijk. ‘Te allen tijde winstgevend zijn’ is het motto. Voor de andere kant van de rekensom is het antwoord minder eenvoudig. De eerste ontmoeting van de mercantilist wordt met nieuwsgierigheid begroet, gevolgd door een uitwisseling van goederen. Gewoonlijk is dat op plaatsen van overvloed, d.w.z. het Zuiden, alles wat nodig is, is gemakkelijk toegankelijk en daarom is de initiële handel enigszins goedaardig.
De tweede factor is hebzucht en geweld. Wanneer de mercantilisten hun vrachtschepen sturen om steeds meer goederen te verzamelen, vooral in ruil voor dingen van weinig tot geen echte waarde, wordt de relatie gespannen. De mercantilist gebruikt vervolgens geweld om de uitkomst of regelrechte diefstal te beïnvloeden. De laatste was een populaire methode om de stroom van verschillende kruiden en andere flora en fauna te vrijwaren. Deze praktijk vormde de basis voor het brute plantagesysteem en was niet alleen voorbehouden aan de Nederlanders. Als er geen kanonneerbootdiplomatie werd gebruikt, was het omkopen van een erfelijke of gekozen functionaris nodig om controle over de handel te krijgen. De onderworpen volkeren van het land van de handelspartner hielden zich gewoonlijk aan de decreten van hun heerser en gehoorzaamden over het algemeen hun wensen. Het succes van de handel was echter afhankelijk van veel van dergelijke regelingen en leidde tot interne conflicten tussen de vele betrokken staten. Uiteindelijk zou het sterkste en meest flexibele staatsbestel winnen, en zou de handel zonder veel inmenging toenemen en zouden de verslagen staatsbestellen de arbeidskrachten leveren, meestal in de vorm van slaven. Of, als de staatsbestellen strijdlustig zouden blijven, zou er een fort worden gebouwd en zou er een zee- en landoorlog ontstaan. Zo werden de handelsgoederen veiliggesteld en werd de integriteit van de onderneming versterkt door meer geweld in de vorm van oorlogen, plunderingen, martelingen, slavernij en andere brute vormen van dwang.
De laatste factor is indoctrinatie. Wanneer de machtigste van de staatsbestellen was onderworpen, komt de psychologische terreur in het spel. De mercantilist/veroveraar wordt gezien als de alfa en zijn wreedheid, geloofssystemen en cultuur zijn ingeprent bij de inheemse bevolking door verschillende vormen van onderwerping, totdat de veroveraar en de overwonnene in een kunstmatige symbiose functioneren. Er zijn echter veel uitzonderingen op dit model. Geografie, bewapening en andere logistiek maken directe onderwerping moeilijk en verzet kan op andere plaatsen oneindig floreren. Mijn drie-factorensysteem is niet compleet. Ik geloof gewoon dat dit de meest voorkomende is.
 
In deze serie schilderijen, tekeningen en vlaggen ben ik gefocust op de overwinningen van de inheemse staten in hun strijd tegen de mercantilisten/veroveraars. Grotendeels omdat dit aspect zelden wordt gedocumenteerd. Ik weet niet hoe deze cyclus zal eindigen, maar een van mijn missies als kunstenaar is het bevorderen van een dialoog die nu kan worden gevoerd als reactie op de onevenwichtigheid van het verleden. En ik heb nog een lange weg te gaan.
 
Umar Rashid

 

Ancien Regime Change Part 3.  The men who sold the world.
 
     The third installment of Ancien Regime Change (out of 6) focuses on the revolutionary struggles of the Dutch colonies at the end of the dominance of the trading companies, V.O.C. (Vereenigde Oostindische Compagnie) and G.W.C (Geoctrooieerde Westindische Compagnie)
1602 and 1621 respectively. The “men” referenced in the title are none other than Johan van Oldenbarnevelt and William Usselincx, as both men were responsible for the founding of the V.O.C and the G.W.C. (respectively).  Using scene paintings, portraits, and flags, I weave the colonial tapestries of the North and South, Eastern, and Western hemispheres of Dutch influence into my grander sub-narrative of the late 18th century popular revolutionary movements.  Working from the idea that revolutionary movements often fail in their objectives in the face of empire.  I seek the answers as to why and how. The narrative web begins small and grows larger with each subsequent telling and with this third installment, I have reached the middle.  Given our present reactions to capitalism. pro or con, I wanted to revisit the literal “golden age” of the trading companies from which our current model of capitalism derives.  Though various state and private enterprises existed from the early 17th century, the Dutch trading companies were pioneers in the field and managed to outclass their European rivals, until their sharp decline in the face of British sea power.
 
     The Dutch colonial mercantile empire however, did not flourish absent resistance.   At every turn, various polities rose up to challenge their domination.  Some were successful and others were not.  Yet, the shadow of colonial domination remains firmly in place to this day, in roughly the same geographical areas with a few more added for good measure. Again, the question is why?  Despite the tireless revolts, the great shuffle of the French revolution, the upheaval of the two world wars, and the end of direct colonial intervention and independence or rather interdependence movements of the 1960’s.  How has this archaic apparatus maintained their power and wealth?  I have deduced three factors that may be the root cause for this phenomenon.  The first is focus.  The main goal of trading is to simply, trade.  The morality of this trade is not discussed above the bottom line of profit and thus the goal is quite clear.  “Be profitable at all costs” is the motto.  For the other side of the equation, the answer is less simple.  The initial meeting of the mercantilist is met with curiosity, followed by an exchange of goods.  Usually in places of abundance, i.e the Global South, everything that is needed is readily accessible and therefore the initial trade is somewhat benign.  The second factor is greed and violence. When the mercantilist sends their cargo ships to accumulate more and more goods, especially in exchange for things of little to no real value, the relationship becomes strained.  The mercantilist then uses violence to influence the outcome or outright theft.  The latter was a popular method of safeguarding the flow of various spices and other flora and fauna.  This practice was the basis for the brutal plantation system and was not limited to the Dutch exclusively.  Also, if gunboat diplomacy was not employed, the bribing of a hereditary or elected official was needed to gain control of the trade. The subjected peoples of the land of the trading partner usually abided by the decrees of their ruler and generally obeyed their wishes.  However, the success of trading relied on many such arrangements and led to internecine conflict between the many polities involved.  Eventually, the strongest and most adaptable polity would win, and trade would be increased without much interference and the defeated polities would provide the labor force, most commonly in the for of slaves.  Or, if the polities remained belligerent, a fort would be erected and a naval and land-based war would ensue. The trade goods were thus secured and the integrity of the enterprise reinforced by more violence in the form of wars, raids, torture, enslavement and other brutal methods of coercion.  The last factor is indoctrination.  When the mightiest of the polities had been subdued, the psychological terror comes into play.  The mercantilist/conqueror is seen as the alpha and his brutality, belief systems, and culture is impressed upon the indigenous polities through various forms of subjugation, until the conqueror and the conquered function in an engineered symbiosis.  There are many exceptions to this model however.  Geography, armaments, and other logistics make direct subjugation difficult and resistance is capable of flourishing indefinitely in other places.  My three-factor system is not a complete one.  I just believe that it is the most common.
 
     In this series of paintings, drawings, and flags, I’m focused on the victories of the indigenous polities in their struggle against the mercantilist/conquerors.  Largely, because this aspect is rarely documented.  I don’t know how this cycle will end but one of my missions as an artist is to foster a dialogue that can be had now in response to the imbalance of the past.  And I have a long road ahead.
 

Umar Rashid
 

 

KHOISANLAND (after Galanin) The gallantry of the Force Fantastique, the Khoi, and their Xhosa allies hold off a V.O.C. landing at Kaapkolonie. Or, avoid tearful, ‘Karens’ at all costs. 1792.
2022
acrylic on canvas
152 cm x 152 cm
In flagrante delicto. The lovers along the Lazy River are ambushed by a company of Maroons from the interior. Surinam 1792. Or, You don't see us but we see you part II
2022
acrylic and mica flake on canvas
122 cm x 122 cm
Everybody wants to rule the world. We just want to get paid, party, and bullshit. -The unofficial creed of the Spacing Guild written by Oldenbarnevelt and Usselincx. Or, sugar and spice. V.O.C, G.W.C.
2022
acrylic and mica flake on canvas
122 cm x 122 cm
The gods are indifferent but occasionally rapture the souls of humanity to hold for later judgment. Naval siege of the Fort Zeelandia expansion project by indigenous, and Frenglish raiders. The primary target escapes in a Ferrari whilst condemning everyone else to bombardment. Or, mooning in a canoe while Black and White Jesus look on in awe and terror.
2022
acrylic and spray paint on canvas
152 cm x 152 cm
The Jayakartan and the Batavian Reaction of 1792. A largely unsuccessful revolt against the V.O.C. but notable in the infiltration of the trading fort at Batavia, and the assassination of the chief Dutch administrator. The writing is on the wall.
2022
acrylic on canvas
152 cm x 152 cm
Winst boven vrede
2022
cotton canvas appliqué on cotton canvas
117 cm x 150 cm
available
Madri of Karnataka. Queen of trade
2022
acrylic and ink/panel
26 cm x 20,5 cm
Dirk, soldier of fortune
2022
acrylic and ink/panel
26 cm x 20,5 cm
available
Megawati of Jayakarta
2022
acrylic and ink/panel
26 cm x 20,5 cm
available
Shirley of Suriname
2022
acrylic and ink/panel
26 cm x 20,5 cm
Willem, soldier of fortune
2022
acrylic and ink/panel
26 cm x 20,5 cm
Juana of the Taino
2022
acrylic and ink/panel
26 cm x 20,5 cm
Sri Baduga, king of nothing. An inspiration to all
2022
acrylic and ink/panel
26 cm x 20,5 cm
Sifso, Xhosa soldier supreme
2022
acrylic and ink/panel
26 x 20,5 cm