Hoe lang nu al duurt voorlopig; waaraan gaat het vooraf; waarvan zijn wij in afwachting?
Constant op de drempel, wij, als een kind op z'n verjaardag omdat het niet naar binnen durft, want stel de cadeautjes zijn allemaal fout of nog erger: volmaakt en wat moet je daarná...
Neem het peertje. Zoals het daar op de kop af twee jaar hangt, naakt, aan de krullen van zijn schaamdraden. De obsceniteit van het zichtbare beugeltje, de liederlijk uithangende elektrapijp.
Rekenschap van feiten. Het wordt tijd dat wij ons die geven.
Te bedenken, 1: Dat definitief niet bestaat. 2: Dat alles wat wij ons kunnen voorstellen, tegelijk alles is waaraan wij twijfelen. 3: Dat het in het licht van deze onophoudelijk flakkerende waarheid niet alleen vermoeiend maar bovendien gevaarlijk, om niet te zeggen dodelijk is wat dan ook te voltooien.
De enorme afgrond die zich opent achter het onaffe valt weg tegen de druppel hars waarin de gedane zaak nog een ogenblik spartelt. En de muziek die hieruit opklinkt! Een vreselijke beklemming komt plotseling over ons, een arena ontvouwt zich in de hersenpan - en wij zijn helemaal geen vechtersbaas van nature -
Dat wrakke peertje, eeuwig in overgang, thuisloos zou je bijna zeggen; op zijn kwestieuze plek geprutst volgens de wetten van het leven, onevenwichtig, onvolmaakt: het blote feit dat het licht geeft, god, hoe bestaat het!
‘Dus dat je je ergert, dat je dat durft te zeggen, daaruit alleen al blijkt hoe ongevoelig je bent.'
Eva Gerlach