Maar de titel van de show doet vermoeden dat de kunstenaar een andere weg is ingeslagen. De monstrueuze kwaliteit van Bisky's voorstellingen lijkt nu eerder een staalkaart van de formele kwaliteiten van de schilderkunst. "Ik wilde weg blijven van zowel de emotie als het verhaal," verklaart de kunstenaar over deze tentoonstelling. "Ik wilde me concentreren op de formele aspecten van de schilderkunst," of - eenvoudiger gezegd - als het genereren van patronen. Zo bezien krijgt de aanval op de menselijke figuur een andere betekenis. Op 'Frank' (2012) bijvoorbeeld, vermoedt de toeschouwer een verminkt menselijk hoofd te ontwaren. Eén oor is duidelijk herkenbaar, evenals de lippen en een lok bruin haar. Maar verder valt er weinig meer te onderscheiden dan een hoop vlees, een extreem vervormd gezicht.
Bisky's aanval is echter niet gericht op het afgebeelde op zich. Waar hij in het verleden al regelmatig gebruik maakte van foto's, nam hij ditmaal een pagina uit een tijdschrift, verfrommelde die en schilderde wat zichtbaar bleef van het op die pagina afgedrukte gezicht. Het is een geschilderde collage en als zodanig de opmaat naar een ander werk van Bisky: hij heeft één van zijn eigen doeken van een mannelijk torso aan stukken gesneden en op een beschilderd vel papier rommeling weer aan elkaar gelijmd.
Hoewel de menselijke figuur dus altijd al Bisky's belangrijkste onderwerp was en een aanleiding om te vertellen over de spanningen die zich voordoen in lichamelijke relaties, zien we in 'Muster' heel duidelijk dat het lichaam voor hem nu ook een integraal onderdeel is geworden van zijn interesse voor de valkuilen van de representatie, van wat er gebeurt als je een beeld tot je neemt, en bovenal, de betekenis van de schilderkunst. Dienovereenkomstig, waagt hij zich aan de uitbreiding van schilderkunstige technieken door het combineren van twee materialen die hij tot nu toe afzonderlijk heeft gebruikt: olieverf en papier. Door in zijn nieuwe werk de kloof te overbruggen tussen aquarellen en werken op doek, speelt Bisky met wat men ongeluk, toeval of spontaniteit zou kunnen noemen. Hij verkent de eigenzinnigheid van zijn gereedschap, en daardoor tonen de werken in de tentoonstelling de intentie van de kunstenaar om te reageren op de interne logica van zijn materiaal, in plaats van dat hij het probeert te dicteren hoe het zich moet gedragen.
"Muster" is the German word for pattern. Using it untranslated deprives it of its meaning and turns it into something more akin to what it speaks of: a formal element without content. But it equally means "sample", a small-scale test for something larger or more real, equivalent to the Dutch word "monster" that has a second connotation of its own: monster, ogre. This ambiguity of the exhibition title is more than a product of mere coincidence. The worlds of Norbert Bisky are traditionally populated by bodies that ever so often show an unmistakable inclination towards the dysfunctional, the deformed and monstrous. Their coldness, frequently mentioned, exists in stark contrast to their visceral nature and physical presence. Up to now this inclination towards disfiguration seemed to stem from the paintings' subject matter. It appeared to be a consequence of what it is Bisky wants to narrate. The incomplete bodies, entangled corpses and severed limbs would enter into the one narration of the physical human relationship being inevitably stretched between the two poles of affection and aggression.
But what happens if we approach this monstrous quality of Bisky's representations from a different angle, an angle equally suggested by the show's title: as inquiries into the formal qualities of painting. "I wanted to stay away from both emotion and narration", states the artist about this show. "I wanted to focus on formal issues", on painting - as one could simplify - as the generation of patterns. Coming from this direction, the attack on the human figure takes on a different meaning. Frank (2012), for example, seems to show a mutilated human head. One ear is easily recognisable, as are the lips and a shock of brown hair. But these are about the only distinguishable features in what is otherwise, at best, a heap of flesh; a face in extreme distortion. But Bisky's attack is not directed at the depicted, but at the depiction. Regularly using photographs, the artist took a page from a magazine, crumpled it up and painted what remained visible from the face reproduced on that very page. It is a painted collage of sorts and as such a premonition of Bisky's actual attack on one of his own canvases of a male torso, cutting it into pieces and gluing them back onto a painted sheet of paper in a somewhat dishevelled manner.
Muster thus exemplifies Bisky's simultaneous focus and attack on the human figure as an integral part of his interest in the caveats of representation, the procedures of reception and, above all, the means of painting. Correspondingly, he ventures into the expansion of these means by combining two materials he used separately so far: oil and paper. Bridging the gap between works on canvas and watercolours, these new works exemplify Bisky's play with what one can call accident, chance or spontaneity. Exploring the self-will of his tools, the works in the show demonstrate the artist's intention to respond to his materials and their inherent logic, more than to command them.